Bacteriën:
BACTERIĒN
Zijn eencellige organismen met een grootte van ca. eenduizendste mm. Zij behoren tot de oudste levensvormen op aarde en kunnen zich door deling snel vermenigvuldigen. Zij onderscheiden zich van de cellen van hogere organismen doordat hun chromosomen vrij door de cel heen liggen en geen celkern vormen. Zij onderscheiden zich van virussen doordat deze laatste zich niet zelfstandig kunnen voortplanten. Alle bacteriën hebben een celwand, met uitzondering van de mycoplasma’s. Pathogene bacteriën veroorzaken ziekten, het overgrote deel is echter juist van belang voor het handhaven van het leven op aarde.
De phenolen: (zie Werkzame bestanddelen) carvacrol, thymol en eugenol hebben de hoogste antibacteriële waarde, evenals cinnamic aldehyden en in mindere mate australol en guiacol. Bij bacteriële infecties zijn eveneens van grote waarde geraniol, linalool, thujanol, myrcenol, terpineol, menthol, piperitol en de aldehyden neral, geranial, citronellal en cuminal. Ketonen zijn belangrijk bij slijmvliesontstekingen: verbenon, thujon, borneon (kamfer), pinocamphon, crypton, fenchon, menthon, piperiton en carvon. Ook ethers zijn antibacterieel: estragol, anethol, de phtaliden in selderij zijn sterk antibacterieel. De oxiden zijn licht anti-ontsteking.
Alle etherische oliën zijn in meer of mindere mate antibacterieel (bactericide, dodend of bacteriostatisch, groei verminderend). Etherische olie van goede kwaliteit hebben een ph waarde van 5-5,8 dus licht zuur. Deze ph waarde is mede een grond voor de werking tegen bacteriën, omdat ze voor de groei een alkalisch milieu prefereren. Uit onderzoek is gebleken dat de toepassing van de hele olie beter werkzaam is dan het gebruik van geïsoleerde bestanddelen (bv. thymol, linalool of kaneelaldehyde). Ook is gebleken dat bij de zogenaamde problematische, gevaarlijke oliën, de synergie van alle bestanddelen van natuurlijke olie de gevaren of giftigheid afzwakt. De natuurlijke olie werkt sterker en met minder problemen als de som van zijn bestanddelen. Veel onderzoeken hebben bewezen dat tijm, oregano, kaneel en rozenolie de groei van bacteriën stuit of belemmerd. Een onderzoek in een gesloten ruimte waar 210 ziektekiemen werden gevonden, waar citrussen en naaldolie werden verstoven, geeft aan dat slechts 8 ziektekiemen, de verdamping van een half uur overleefden.
Bacteriënstammen passen zich snel aan bij toepassing van penicilline, ze worden er immuun voor. Stafylococcus kan een enzym maken, penicillinase, dat de werking van penicilline te niet doet. In toenemende mate zijn dit gevaren die ziekenhuizen bedreigen: men komt in het ziekenhuis in verband met een beenbreuk en krijgt daar een longontsteking of andere infectie.
Resistentie kan ontstaan door: verkeerde inname, tekort, of het voortijdig afbreken van een kuur penicilline of antibiotica; door het onnodig voorschrijven van kuren, en door antibiotica in het eten, (vlees, melk) en drinkwater.
De toppers in bacteriënbestrijding zijn: kaneel, oregano met verschillende ct.’s, bonenkruid, tijm met ct’s, kruidnagel, basilicum, piment, ravensara, origanum compactum en bay St. Thomas.
Resistentie tegen etherische oliën is niet waarschijnlijk omdat ze uit tot 200-300 bestanddelen bestaan, steeds in verandering zijn door oxidatie, verestering en omdat de oogsten steeds licht verschillend zijn door o.a. klimatologische omstandigheden.
In vitro studies van Prof. Stanley Deans van het Schotse Agricultural College:
Hij testte 50 e.o.’s tegen 25 bacteriestammen 1987/1988.
Artemisia dracunculus: pseudomonas aeruginosa, stafylococcus aureus, stafylococcus faecalis, yersinia enterocolitica.
Thymus vulgaris: moraxella ssp, clostridium sporogenes.
Salvia officinalis: acinetobacter calcoacetica, brevibacterium linens, clostridium sporogenes, moraxella ssp.
Satureja soorten: brevibacterium linens, clostridium sporogenes, moraxella ssp., klebsiella pneumonia.
Lavandula officinalis: brevibacterium linens, clostridium sporogenes, moraxella ssp., staphylococcus aureus.
Cuminum cyminum: Escherichia coli, staphylococcus aureus, streptococcus faecalis.
Leptospermum scoparium : stafylococcus aureus (Cawthron 1994)
Melaleuca alternifolia: tegen 64 methicilline resistente SA stammen en 33 mupirocin resistente stammen getest. Bij verdunningen van 0,12-0,50% in alle gevallen positief bevonden. (Carson).
Een aantal factoren belemmeren de evaluatie van antimicrobe activiteiten van essentiële oliën, namelijk de volatiliteit op kamertemperatuur, de onoplosbaarheid in water en de complexiteit van de bestanddelen (Janssen et al. 1987). Industrieel worden de e.o.’s gebruikt in cosmetica en cosmetische preparaties, farmaceutica en voedingsmiddelen om hun antimicrobe activiteiten. (Manou et al. 1998).
Onder de microscoop merken we verschillen op:
*vorm: ronde (kokken), staafvormige, spiraalvormige (spirillen) en kommavormige (vibrio’s).
*ligging: ze kunnen los liggen, in paren (diplokokken), in ketens (streptokokken) of in duiventrosvormige hoopjes (stafylokokken) bij elkaar liggen,
*afmeting: een half tot eenduizendste mm.
Ziekteverwekkende bacteriën: een deel behoort tot de familie enterobacteriaceae, bv. het geslacht Escherichia met als belangrijkste soort Escherichia coli, een normale bewoner van de darmen die urineweginfecties kan veroorzaken. Dit is de meest voorkomende bacterie. Ook Stafylococcus aureus komt veel voor. Daarna volgen de grampositieve darmbacteriën enterokokken die als minder pathogeen beschouwd worden. In urinemonsters domineren darmbewoners, Escherichia coli, enterokokken, Proteus mirabilis, Klebsiella soorten en in mindere mate stafylokokken. Van de huid en uit pus: stafylococcus aureus (wordt vaak in het bloed aangetroffen), Escherichia coli, Pseudomonas aeruginosa en enterokokken. Luchtwegen: haemophilus influenzae, Streptococcus pneumoniae. Bij chronische infecties van de luchtwegen: Pseudomonas auruginosa (intensive-care afdelingen). In steenpuisten: Stafylococcus aureus, resistent tegen penicilline, clindamycine en erythromycine.
Ook tot de familie Escherichia behoren de nauw aan elkaar verwante geslachten Salmonella en Shigella met als belangrijkste soorten: Salmonella typhi en Shigella dysenteriae. Zij zijn de veroorzakers van met diarree gepaard gaande ziekten, tyfus, dysentrie, paratyphus en voedselvergiftiging. De veroorzakers van pest, Yersinia pestis, kinkhoest, Bordetella pertussis en maltakoorts, brucella melitensis behoren tot de familie Brucellaceae. Het ziekteverwekkend vermogen van deze familie berust veelal op door hen geproduceerde toxinen, gifstoffen.
Een aantal bacteriën is niet zelf ziekteverwekkend, maar wel de virussen waarmee ze geïnfecteerd zijn. Dit geldt o.a. voor de bacterie die difterie veroorzaakt: Corynebacterium diphteriae.
Sommige bacteriën, zoals stafylokokken, zijn als normale huidflora aanwezig en veroorzaken pas ziekte als zij de huidbarrière hebben doorbroken, bv. bij een wond.
In 1884 ontwikkelde Hans Christian Gram, een Deense dokter die in Berlijn werkte, een methode tot identificatie van bacteriën.
Gram negatieve bacteriën:
Bacteriën die bij de kleuring volgens Gram hun kleur verliezen, colibacillen.
In de gramnegatieve celwand ligt slechts een laag mucopeptide met weinig dwarsverbindingen. Deze celwand is kwetsbaarder dan die van de grampositieve cel.
Gram negatief zijn o.a.: citrobacter soo – enterobacter aerogenes – escherichia coli – klebsiella pneumonia – legionella spp. – proteus mirabilis – proteus vulgaris – pseudomonas aeruginosa – pseudomonas putida – serratia marcescens – shigella sonnei. Deze soort bacteriën zijn meer resistent tegen etherische oliën dan de gram-positieve bacteriën, waarschijnlijk door de celwand lipopolysacchariden (Farbood et al. 1976; Quttara et al. 1997).
Gram positieve bacteriën:
Die bij de kleuring volgens Gram hun kleur behouden: streptokokken.
In de grampositieve celwand worden heel veel lagen mucopeptide gevonden met erg veel peptide-dwarsverbindingen. Ook liggen er teichonzuren ingebed. De celwand kan eiwit bevatten zoals proteïne A bij Stafylococcus aureus. Dit kan zorgen voor een specifieke gevoeligheid voor bepaalde bacteriofagen bij bijvoorbeeld melkzuur-bacteriën. Mucopeptide komen alleen in bacteriën voor. Stoffen die mucopeptide kunnen aantasten zijn penicilline, die de opbouw kan verstoren en lysozym, een wijd verspreide stof in weefsels van organismen, speeksel, traanvocht en in het wit van een ei. Dit tast de bestaande bacteriecelwand aan en zorgt voor een afweer tegen bacteriën.
Gram positief zijn o.a.: bacillus cereus – bacillus subtilis – beta haemolytische streptococcus – corynebacterium spp. – enterococcus faecalis – mcrococcus luteus – propionibacterium acnes – staphylococcus aureus – staphylococcus epidermidis – streptococcus agalactiae – streptococcus faecalis – streptococcus pneumoniae – streptococcus pyrogenes.
De gramkleuring:
Stel je voor een objectglas met kleurloze bacteriën van verschillende vorm. Vervolgens wordt gekleurd met kristalviolet en een jodiumoplossing. Dit geeft de bacteriën een paarse kleur. Hierna wordt er gespoeld met alcohol, met het volgende resultaat: De grampositieve cellen hebben de kleurstof behouden, de gramnegatieve zijn ontkleurd. Tot slot worden de gramnegatieve cellen met een roze kleurstof beter zichtbaar gemaakt. Het verschil in celwandstructuur zorgt voor dit proces van kleur vasthouden of ontkleuren.
Enige voedselvergiftiging veroorzakende bacteriën:
Bacillus cereus:
Is een staafvormig micro organisme, die zuurstof nodig heeft om te leven. Het kan groeien tussen de 10-40 °C, waarbij 30°C de optimale temperatuur is. Er zijn ook soorten die nog onder de 7°C kunnen groeien. De zuurgraad waarbij dit micro-organisme kan leven is tussen de ph 5 en 9. Het kan ook sporen vormen. Dit zijn voortplantingscellen die onder extreme omstandigheden, droogte of verhitting, kunnen overleven.
Er zijn twee enterotoxinen geïsoleerd:
1. een hitte gevoelig, trypsine-gevoelig gif wat buikkramp en diarree veroorzaakt.
2. een hitte ongevoelig toxine, stabiel bij ph 10. Veroorzaakt overgeven.
Verdachte producten zijn: meelproducten, gekookte rijst, nasi goreng, gedroogd voedsel, kruiden, specerijen, groenten.
Campylobacter jejuni:
Campylo=gebogen, bacter=staafje, jejuni=van de dunne darm.
Een zeer beweeglijk s-vormig micro-organisme met karakteristieke, plotselinge voorwaartse en kurkentrekkerachtige bewegingen, dat groeit bij een temperatuur van 30-45°C, met een optimale temperatuur van 42°C. De levensvatbaarheid van de cellen is afhankelijk van de temperatuur: bij 4°C duurt het enkele weken tot maanden en bij 25°C enkele dagen. Het groeit bij een ph van 5-8. Bij uitdroging sterft het snel af. De incubatietijd is 48 uur tot een week of langer, de ziekte symptomen zijn: griep, diarree, buikkrampen, met vaak bloed in de ontlasting. Behandeling: spontane genezing of antibiotica.
Het micro-organisme kan voorkomen als normale darmbewoner bij dieren en zeer sporadisch bij de mens. Bronnen van infectie zijn: kippen, slachtvarkens, water en
niet-gepasteuriseerde melk. Overbrenging door de faecale-orale weg door besmet voedsel (onvoldoende verhitte kip, vlees, rauwe melk en besmet drinkwater) of door direct contact met ontlasting van geïnfecteerde dieren of mensen.
Clostridium botulinum:
Clostridium=spoeltje, botulinum=van worst.
Het zijn beweeglijke staven en op grond van toxinen zijn er acht typen: A,B,C1,C2,D,E,F,G.
Ze groeien bij 10-40°C waarbij de optimale temperatuur 37°C is. De micro-organismen van het type E zijn psychrotroof (koude minnend) en groeien bij temperaturen beneden de 7°C. De ph moet lager zijn dan 4,6. Ze kunnen ook sporen vormen die niet gevoelig zijn voor hitte. De veroorzaakte voedselvergiftiging is botulisme. Incubatietijd: 12-72 uur, duur 1-10 dagen, symptomen: misselijkheid, braken, daarna moeheid, duizeligheid, hoofdpijn, paralyse van spieren, dubbelzien, ademhalingsmoeilijkheden, vaak fataal verlopend, 30-65% sterft. Therapie: toedienen antisera, eerst een cocktail (mengsel), later een specifiek antiserum. Bij groei in een levensmiddel vormt C1 Botulinum een krachtig toxine, dat leidt tot botulisme en inwerkt op het zenuwstelsel van mens en dier. Het komt voor in grond en water.
Verspreidingsgebieden: B,C en E in Nederland; A in het westen van de V.S.; E in Noord-Europa en de Sovjet-Unie; D in Australië en Zuid-Afrika.
Komt voor in geconserveerde voedingsmiddelen, zoals enigszins zure groenten in blik. Bij groente en fruit is besmetting via de grond mogelijk.
Vogel-botulisme komt in Nederland veel voor, zuigelingen-botulisme en wond-botulisme minder.
Clostridium perfringens:
Clostridium=spoeltje, perfringens=doorborend.
De stammen van dit organisme worden ingedeeld van A t/m E afhankelijk van het soort toxine dat wordt geproduceerd. Type A is verantwoordelijk voor voedsel-vergiftiging. Het is staafvormig en anaëroop (leeft zonder zuurstof maar kan in de aanwezigheid van een klein beetje zuurstof toch overleven). Het groeit bij 15-50°C en 40°C is de optimale temperatuur, met een ph van 5-8. Het heeft een zeer korte delingstijd (10 minuten) en is een sporenvormer. Incubatie 8-24 uur, duur: 24 uur.
Symptomen: buikkramp (gas) en diarree, die wordt veroorzaakt door hitte gevoelig eiwit uit de wand van de sporen. Het toxine wordt gevormd in de darm tijdens het uitgroeien van de sporen en kan ook in voedsel gevormd worden. Dit is dan al bedorven. Het toxine vernielt en beschadigt de darmwand, remt glucosetransport en verhoogt de darmperistaltiek doordat er veel vocht vrijkomt. Besmettingsbronnen: grond, stof, kruiden, faeces en water (slib). Vlees is de belangrijkste besmettingsbron: onvoldoende warmtebehandeling in combinatie met onvoldoende koeling van grote stukken vlees. Verdacht voedsel zijn geconserveerde en gedroogde voedingsmiddelen, opgewarmde soepen (erwtensoep), kruiden, specerijen, rollade.
Escherichia coli E.:
Is een recht staafje. Het groeit bij 10-40°C, waarbij 37°C de optimum temperatuur is; de ph ligt tussen de 4,4 tot 9. Weinig hitteresistent, kan overleven op weinig voedsel.
We onderscheiden:
Enterotoxigene E. coli: ETEC
Oftewel reizigersdiarree. Ze kunnen zowel hittelabiele als hittestabiele enterotoxinen produceren en hechten zich goed aan de darmwand. Het geeft een waterige diarree, soms met lichte koorts en buikkrampen. Komt voor in landen met onvoldoende hygiënische omstandigheden. Besmettingsbron: mens en rioolwater; zachte kazen, mayonaise, maaltijden in restaurants, cruiseschepen en water.
Enteroadherent-aggregatieve E. coli: EA-AggEC
Veroorzaakt zowel in ontwikkelingslanden als geïndustrialiseerde landen ziekte.
Weinig over bekend.
Enterohemorragische E. coli EHEC
De E.coli 0157:H7, ontdekt in 1975 of 1982, na het eten van onvoldoende verhit rundsvlees, in de pers spreekt men van de “hamburger disease”. Ook melkproducten worden gezien als mogelijk reservoir en groenten en fruit kunnen worden besmet door contact met besmette mest.
Listeria monocytogenes:
Genoemd naar Lord Lister, een Engelse chirurg die wond-desinfectie toepaste.
Het is een beweeglijk staafje dat leeft van 0 tot 45°C met een optimale temperatuur van ca. 30°C en een ph van 5 tot 9. Kan overleven onder droge omstandigheden. De kiem veroorzaakt ziekte wanneer men een verzwakt afweersysteem heeft. Incubatietijd 1-70 dagen; duur: variabel, symptomen: koorts, rillingen, pijn in de rug en ontstekingen. De verschijnselen treden op als Listeria in de bloedbaan komt en dit kan leiden tot abortus en bij de zwakkeren hersenvliesontsteking.
Komt voor in water, bodem, kuilvoer, faeces van mens en dier. De kiem is hittegevoelig, pasteurisatie van melk, 15 seconden bij 72°C, wordt niet overleefd.
Langdurig gekoeld willen bewaren van levensmiddelen is een risico, omdat de kiem nog bij koelkasttemperatuur kan groeien.
Verdacht voedsel: rauwe groenten, melk, zachte kaas, kip, hot dogs.
Salmonella:
Genoemd naar D.E. Salmon, een Amerikaans bacterioloog. Er bestaat een groot aantal Salmonellasoorten, die kunnen worden onderverdeeld in meer dan 2000 variëteiten of serotypen. De gevaarlijkste zijn Salmonella TYPHI en Salmonella: PARATYPHI. Deze twee komen alleen voor bij de mens, niet bij dieren. Salmonella ENTERITIDIS is de meest voorkomende besmetting bij de mens. Ze kunnen voorkomen in het darmkanaal van de mens en warmbloedige dieren, in oppervlaktewater en bodem. Levensmiddelen kunnen door contact met ongedierte en insecten worden besmet: vlees, vleeswaren, gevogelte, zuivelproducten, rauwe melk en kaas en garnalen en kikkerbillen.
Het is een beweeglijk staafje, leeft tussen de 5 en 45°C en 35°C is de optimale temperatuur.
Twee typen ziekten:
Gastro-enteritis:
Incubatie: 5-72 uur met een duur van enkele maanden. Symptomen: diarree, buikpijn, lichte koorts, misselijkheid en overgeven.
Typheuze koorts:
Incubatietijd: 7-28 dagen en duurt enkele weken. Symptomen: misselijkheid, hoofdpijn, hoge en aanhoudende koorts, buikpijn, algemene malaise. Aangenomen wordt dat een lage beginbesmetting al voldoende is om de ziekte te veroorzaken.
Bronnen: besmet water of voedingsmiddelen: varkensvlees, kip, rauwe melk, eieren, besmet water. Secundaire besmetting kan optreden via de faecaal-orale route, het eten van met ontlasting besmet voedsel, bijvoorbeeld tussen dieren bij intensieve veehouderij of in een ziekenhuis.
Uitdrogen voorkomen door veel te drinken.
Shigella:
Behoort niet tot de normale darmflora van de mens. Bepaalde Shigella stammen veroorzaken een ernstige darmziekte, ze vernietigen het darmslijmvlies en het gevolg is een ernstige dysenterie, zeer besmettelijk door direct contact met een voorwerp dat besmet is door menselijke uitwerpselen, door insecten of onhygiënisch gedrag. Komt voor in melk, garnalen, salades en in oppervlaktewater in ontwikkelingslanden.
Symptomen: bloederige, slijmerige stoelgang, krampen en koorts na 12-50 uur na de besmetting. Symptomen verdwijnen meestal na 4 dagen, maar kunnen soms tot 10-14 dagen aanhouden. Geneest spontaan, bij kinderen van 4 jaar en zieken, dodelijk.
Antibioticum toedienen en vocht en zout op peil houden.
©®Copyright en registratie notaris. André Gielen 2001 – augustus 2007
Previous page: Virussen - bacteriën - schimmels
Next page: Schimmels en zwammen