Print This Page

het jaar 1000

                                                          

                                                          HET JAAR 1000


    Karel de Grote en Paus Adriaan            Het jaar 1000           Het jaar 1000



Van het jaar 1000 tot de zestiende eeuw: beroemd en waardevol zijn de werken van Galenus  (geneesheer 130-202), Hippocrates, Dioscorides en de Arabier Abu Ali ibn Sina (rond het jaar 1000), bij ons beter bekend als Avicenna. Hij beschreef meer dan 800 planten met hun effecten op het menselijk lichaam, waaronder lavendel, kamfer, kamille. Waarschijnlijk is hij de uitvinder van de destillatie van etherische oliën. Hij gaf les aan de door hem opgerichtte universiteiten in Spanje. Ook via de Kruistochten kwam de kennis van essences naar Europa. In de Middeleeuwen en Renaissance werden alle vormen van plantaardige geneeskunde toegepast door artsen, leken en apothekers. In de vroege middeleeuwen was de abdis Hildegard von Bingen (1098-1179) een van de bekendste vrouwen die ook een aantal geneeskundige recepten naliet. Enkele daarvan zijn de zogenaamde maceraten. Zij stelde het lavendelwater samen. Haar geschriften zijn veelal aantekeningen over bestaande volksgeneeskundige recepten en geven ons een goede indruk wat er in haar tijd allemaal werd toegepast.

*De Kruisvaarders vertrokken in augustus van het jaar 1096 naar het Heilige Land om het Heilige Graf te heroveren dat in handen was van de “heidenen” . Bij hun terugkomst brachten ze hen totaal onbekende geuren mee, die aan alle Europese hoven in trek kwamen.  Om te beginnen: rozenwater, waar de vloeren en muren mee besproeit werden en de handen gewassen tijdens de feestmaaltijden. Verder jasmijnwater en kruidenwater. Toen nog zonder alcohol. Het eerste eau op alcohol was het beroemde Eau de La Reine de Hongrie van 1370. De Kruisvaarders introduceerden ook de geparfumeerde ceintuurs en handschoenen. Rond 1150 ontwierp het meestergilde van handschoenenmakers in Parijs al handschoenen gearomatiseerd met kruiden. In 1190 kregen ze het alleenrecht op de verkoop van parfums van Koning Filip Augustus. Daarom konden zij alleen het vak van parfumeur uitoefenen en pas in 1600 kregen deze vaklieden de titel “meester-parfumeur”. De Kruisvaarders brachten de exotische geuren mee, de handelaren uit Spaanse en Italiaanse havensteden, vooral Venetië, brachten ze aan de man. Ze dreven handel met het Heilige land, Constantinopel, Syrië, Libanon, en het Egyptische Alexandrië. Duizend jaar eerder hadden de Feniciërs dit ook al gedaan, dus niet alle geuren waren onbekend. De handelaren introduceerden echter nieuwe geuren op basis van jasmijn, roos, viooltje en verkochten aan mensen van stand, in de havensteden. Reizende kooplieden trokken van kasteel naar kasteel. De handelaren verkochten schoonheidsproducten voor dames, sterke mannenparfums en geurige wierook, om onaangename geurtjes in huis te verdrijven. Je snapt dat daar wel behoefte aan was, want de persoonlijke hygiëne stond op een laag pitje. Er waren van de 11e eeuw tot het einde van de 15e eeuw verschillende kruiden- en parfumhandelaren: herbarii, die verkochten aromatische plantjes. Speciarii die handelden in kruiden. De aromatii hadden alles op het gebied van essences wat toen bekend was. De apothecarii waren gespecialiseerd in medicijnen en aromatische elixers. Duidelijk is dat niemand zich bij zijn eigen producten hield, maar alles probeerde te verkopen. De verschillende gilden kregen daarom strenge regels in de veertiende eeuw.

*Het Parfum en Farmaceutica Laboratorium van Santa Maria Novella: zo heette de kruidenwinkel in het klooster van de Dominicaner monniken die zich rond 1220 in Florence vestigden. De monniken bereiden elixers en parfums, die ze verkochten. Officieel werd de winkel in 1612 opgericht. Oude manuscripten uit het klooster geven aan dat de initiatiefnemer broeder Angiolo Marchissi was. De Medici’s die de stad bestuurden gaven hem toestemming om zijn zaak Kruidenlaboratorium van Zijne Doorluchtigheid te noemen, zoiets als nu hofleverancier. In het Staatsarchief van Florence zijn documenten die aangeven dat er al in 1381 rozenwater werd verkocht. Dit water werd als een desinfecteermiddel beschouwd bij pest epidemieën. Ook werden er kruidenaftreksels bereid tegen koorts. In 1612 verhuisde het laboratorium naar een plek buiten het klooster om de broeders hun rust te geven. Rond 1725 werd de winkel ook bezocht door Giovanni Paolo Feminis, die zijn naam verbond aan Aqua Mirabilis, de voorloper van de eau de cologne. Halverwege de 19e eeuw ontstond er onenigheid, want na de dood van broeder Augusto Stefani, werd er geen opvolger gevonden voor het laboratorium. De Italiaanse regering nam het Laboratorium toen over. Zij verkocht het weer aan een kleinzoon van broeder Stefani, Cesare Augusto Stefani, in 1868: de vergunningen, inboedel, formules en het meubilair. Prachtige producten zijn ook nu nog te koop op basis van 100% kruiden en natuurlijke vetten. In het midden van de 13de eeuw beschrijft de mysterieuze Johannes Mesue in zijn boek “Grabadin” een manier van oliefabricage, voornamelijk maceraten, in hete plantaardige oliën of dierlijke vetten. De resultaten van deze maceraten konden ongeveer evenveel etherische olie bevatten als die nu in een verdunde moderne massage olie. Belangrijk is te beseffen, dat deze gemacereerde of geïnfuseerde oliën talrijke natuurlijke plantmaterialen bevatten die in de moderne gedestilleerde oliën niet voorkomen. In sommige gevallen kunnen deze plantbestanddelen de therapeutische acties van de olie ondersteunen, in andere gevallen kunnen ze nadelige huid irritante en levensvatbare schimmelcomponenten bevatten.

*De ontdekking van Amerika deed de parfumerie weer opleven. De drie karvelen van Christopher Columbus brachten verschillende planten en kruiden mee, die hier nog niet bekend waren. Aan boord van deze schepen waren verschillende leerlingen van de beroemde Carl Linnaeus, die allerlei nieuwe planten en bomen verzamelden uit de nieuwe werelddelen en mee terugbrachten naar Europa. De meesterparfumeurs ontwikkelden hiermee nieuwe geuren die verwelkomd werden door de grote Europese Hoven. Florence werd de spil en de havenstad Venetië en de Spaanse havensteden verkochten de geuren. De rijken parfumeerden zichzelf, hun kleding, meubilair enz., om hun onwelriekende geurtjes te maskeren. De adel droeg altijd pomanders bij zich van goud of zilver. Toen de eerste epidemieën uitbraken, nam het gebruik van parfum nog verder toe. Artsen verboden de gang naar de openbare badhuizen en Frans I liet in 1538 alle badhuizen afbreken, aangezien de badhuizen de verspreiding van de pest en syfilis zouden bevorderen. Nostradamus, de Franse astroloog en medicus schreef in 1555 Excellent et moult utile, uitmuntend en zeer nuttig, naar aanleiding van de pest in Lyon die heel Frankrijk zou teisteren. Als medicijn had hij beschreven: cipreszaagsel, Florentijnse iris, kruidnagel en aloëhout, vermalen tot poeder en tot pillen geperst. Deze diende men in de mond te houden om besmetting te voorkomen. De beroemde arts en alchemist Paracelsus (1493-1541) bevorderde het bereiden en de medische toepassing van de etherische oliën. Tussen de jaren 1500-1700, leerde men ongeveer 110 verschillende etherische oliën te destilleren en medisch toe te passen. Ook was Theophrastus Paracelsus de opsteller van de “Signatuurleer”. Elk kruid zou door kleur en vorm een aanwijzing geven voor de toepasbaarheid van dat kruid. De gele kleur van het sap van de stinkende gouwe gaf volgens deze leer werkzaamheid bij galklachten. De vorm van het leverbloempje zou helpen bij leverklachten en de rode of blauwe bloemen van het longkruid zou werkzaam zijn bij longkwalen. Bij talrijke voorbeelden leek de leer te kloppen, echter er zijn nog veel meer voorbeelden waaruit blijkt dat de leer niet klopte. Toch was Paracelsus een bekwaam geneesheer in zijn tijd. In 1628 schrijft Dr. Francisco Hernandaz: “De natuurlijke historie van de Nieuwe Wereld”, een in opdracht van Koning Filips II geschreven werk, van maar liefst 24 delen met een beschrijving van 1200 kruiden en 10 delen met tekeningen.

 

          Het jaar 1000           De Middeleeuwen           De Middeleeuwen

 

 

                                   DE ZESTIENDE EEUW EN LEONARDO DA VINCI :



 

Leonardo da vinci  Dorp in de late middeleeuwen  Middeleeuws wapentuig  rond 1600


De zestiende eeuw en Leonardo da Vinci:
In die tijd dachten de artsen dat de pest verspreid werd door water. Water werd gemeden, zowel de badhuizen als putwater. Steeds meer amber, civet, musk werd in sponsjes overal gedragen, onder de rokken, onder de oksels, enz. Tussen de kousenbanden klemde men zakjes met geurige kruiden. Als er besmettingsgevaar heerste, schreven bewindslieden informatie voor aan de bevolking. In de tweede helft van de zestiende eeuw schreef Delamarre in het Traîté de Police: men moest bij de ingang van het huis zwavel en jeneverbes branden. Binnenshuis jeneverbes, aloë, musk en amber. Dit zou de lucht zuiveren.
In de 16e eeuw beleefden de etherische oliën in Duitsland weer een wedergeboorte. 25 Etherische oliën werden beschreven door een arts uit Straatsburg, H. Brunschwig, in zijn boek: “Buch der wahren Kunst zu destillieren” .
Ook het gebruik van pomanders nam enorm toe, ook onder de minder welgestelde, om lichaam en woning te desinfecteren. In de 17e eeuw droegen de artsen lange, snavelachtige maskers, die waren gevuld met aromatische kruiden, zoals rozemarijn, muskaatsalie. De ingeademde kruiden moesten de arts beschermen tegen de besmettelijke pest.Leonardo da Vinci was een groot kenner van parfums. In zijn Codice Atlantico, nu in de Biblioteca Ambrosiana te Milaan, geeft hij zelfs een uiteenzetting over de destillatie van geuren door de toepassing van alcohol. Ook beschrijft hij hierin de mogelijkheid om elke willekeurige plant in brandewijn te dompelen en er zo parfum uit te winnen. Hiermee was hij zijn tijd ver vooruit, zoals met zo vele zaken. Hij wist alles van enfleurage, een techniek waarbij parfum koud werd gewonnen uit lagen vet bedekt met bloemblaadjes van roos, jasmijn, sinaasappelbloesem, viooltjes.

In de zestiende eeuw destilleerden chemici nog geuren zonder alcohol. Ze konden dit doen, door de eigenschap en het verschil in dichtheid van de elementen, de verschillenden soortelijke gewichten van de respectievelijke stoffen. Sommige essences zijn lichter dan water, andere zwaarder, bijvoorbeeld kaneel, nootmuskaat. Pas aan het einde van de zestiende eeuw begon Jean Liébaud te destilleren met alcohol. Hij had enkele beroemde parfumformules, bijvoorbeeld Aqua Imperiale: een snufje nootmuskaat, een kruidnagel, sinaasappelschil, cyperus, malen en vermengen. Toevoegen: rozemarijn, melisse, marjolein, lavendel, laurierblad, salie, roos. Dit alles in een destilleerketel, overgieten met witte wijn en evenveel rozenwater. De ketel 5-6 dagen bloot stellen aan de zon en dan au bain-marie destilleren.

*De regeerperiode van Lodewijk XIV van 1643-1715 was een zware tijd voor parfumeurs en handschoenenmakers. Lodewijk hield niet van parfums, kreeg er hoofdpijn van en zodoende waren parfums aan het hof verboden. De opvolgers Lodewijk XV en XVI waren gelukkig weer grote liefhebbers van parfums. Een nadeel was dat Lodewijk XV jarenlang zijn hofleverancier Jean Fargeon vergat te betalen, waardoor hij kort na de dood van de koning failliet ging.

*Jeanne-Antoinette Poisson, Madame de Pompadour werd in 1745 de officiële maîtresse van Lodewijk XV en zij verzon de naam eau de cologne, omdat ze moeite had met het uitspreken van de naam “Kölnisch Wasser”. Zij introduceerde dit parfum aan het hof, dat sindsdien met “cour parfumée” werd aangeduid.
16 Jaar was ze de maîtresse van Lodewijk XV. Op 43 jarige leeftijd keerde ze terug naar Parijs waar ze ernstig ziek werd en daar stierf, slechts in gezelschap van een oude dienstbode.

*Kölnisches Wasser:
Volgens de overlevering van Jean-Marie Farina (of Roger & Gallet, die al meer dan 100 jaar patent heeft op de naam) was de uitvinder een Italiaanse koopman, Giovanni Paolo Feminis. Deze zou de bereidingsformule gekregen hebben van een mysterieuze zeeman die was teruggekeerd uit Oost-Indië. In 1693 ontwikkelde hij de eau voor het eerst en bracht het in Keulen op de markt. Vervolgens belandde de eau in handen van zijn neef Jean-Marie Farina, die het watertje in heel Europa bekendheid gaf. De erfgenamen van Farina verkochten het recept tenslotte aan de firma Roger & Gallet.
Een volgende versie van het verhaal is: Wilhelm Mülhens, een jongeman uit Keulen staat in 1792 op het punt in het huwelijk te treden met Marie. Beiden zijn welgesteld. Ze krijgen allerlei dure cadeaus en van de monnik Franz Marie Farina, die hun huwelijk inzegent, een bescheiden flesje, met als opschrift: Aqua Mirabilis en een toegevoegd stuk perkament, met de formule van de inhoud van het flesje. De inhoud kan men ruiken en innemen, een soort gezondheidselixer. Wilhelm gaat over tot productie en de vraag groeit enorm. In 1881 vraagt Ferdinand, de achterkleinzoon van Wilhelm patent aan en laat zijn bedrijf registreren als Eau de cologne & Fabriek-Parfumeris, Glockengasse 4711. Farina komt hierbij te vervallen en Ferdinand heeft nu patent op de naam Eau de cologne, zodat de  erfgenamen van Farina deze niet meer mogen gebruiken.

In 1796 gaf de Franse generaal Daurier, gelegerd in Keulen, het bevel om alle huizen in de stad van een huisnummer te voorzien, om het inkwartieren van zijn troepen te vergemakkelijken. Zo kreeg Mülhens Laboratorium in de Glockengasse het huisnummer 4711.

*Catharina de Medici, dochter van Lorenzo de Medici was de echtgenote van Hendrik II, koning van Frankrijk. Ze had een zwak voor parfums en dankzij haar ontwikkelde het dorpje Grasse in de Provence zich tot de parfumstad die het nu is.
Zij verlaat op veertienjarige leeftijd in 1533 Florence. Behalve kleermaaksters, goudsmeden en muzikanten neemt zij ook twee monniken mee uit het klooster van Santa Maria Novella, Renato Bianco en Renato Trombarelli. Deze voorzagen haar altijd van parfums en zalfjes om de huid te bleken. Deze twee monniken sluiten zich aan bij het hof en beladen een paar ezels met destilleerkolven en vijzels. In de heuvels van de Provence treffen ze een vegetatie aan die niet onder doet voor die in Toscane, rozen, irissen, mirte, jasmijn. In een dorpje, Grasse, ontdekken ze goede leerlooiers die in staat zijn om de geurige handschoenen te maken die Catharina zo graag draagt. De monniken vragen toestemming om in Grasse te mogen blijven. Aangezien Grasse slechts op acht dagen reizen te paard van het koninklijk paleis ligt zullen de monniken haar maandelijks van parfums kunnen blijven voorzien. Catharina geeft toestemming en zo is de ontwikkeling van Grasse tot cité des parfums geboren. Er is weinig bekend geworden over de gewoonten van Catharina. De intieme verzorging van vrouwen in die tijd was merkwaardig. Onder een krukje met een gat in het midden, stookten vrouwen een vuurtje waarin ze citroenschil, sinaasappelschil, kaneel en musk verbrandden. Als door het gat rook begon op te stijgen, namen ze plaats op het krukje. Ook vermelden geschiedschrijvers dat Catharina op hogere leeftijd naar tabak rook. Artsen hadden haar voorgeschreven om voor haar migraine aanvallen het blad te verbranden van een geheimzinnige plant uit Amerika. De artsen  dachten dat de rook die door de neusgaten opsteeg naar de hersenen, de pijn deed afnemen.

Eigenlijk sindsdien voert Frankrijk de boventoon in de parfumerie, terwijl landen zoals Italië en Spanje met dezelfde vegetatie en overvloedige handel in geuren er niet aan te pas komen. In Frankrijk was het vak van parfumeur aan strenge nationale regels gebonden. Grasse was niet de enige parfumstad in het 17e eeuwse Frankrijk. Ook Montpellier, niet ver van Grasse, was een parfumstad. In Parijs waren tientallen winkeltjes die parfums verkochten in die tijd.

Wie Grasse zegt, denkt aan Parfums Molinard. Molinard Le Jeune wordt geboren rond 1820. In 1849 opent hij in Grasse een laboratorium met verkoopruimte. Zijn geurige eaux verkopen goed, vooral aan de rijke dames en heren uit Nice. Molinard pakt de zaken fabrieksmatig aan. Hij vindt een loods en neemt een aantal meisjes in dienst. Dit was in die tijd zeer vooruitstrevend omdat bloembewerking toentertijd alleen voorbehouden was voor mannen, vanwege de vrouwelijke cyclus. In 1910 zijn de zaken uitgegroeid tot een grote fabriek, die het nog altijd is. Molinard was degene die in 1937 het compacte parfum uitvond, door gebruik te maken van de concrète. Compacte parfums bevatten geen alcohol en zijn daarom geschikt voor mensen die lijden aan allergieën. De nakomelingen van Molinard Le Jeune richtten het Molinard Museum op. Hier kan men archeologische vondsten vinden, die te maken hebben met de parfumcultuur over de gehele wereld. Alle machines en alambieken die Molinard Le Jeune heeft ontwikkeld en nu ook nog in gebruik zijn, staan er opgesteld. Mede hierdoor is Grasse beroemd.
In de zeventiende eeuw echter kwam men met de experimentele chemie tot toepassingen van chemische stoffen in de geneeskunde, zoals kwik.

 

         late Middeleeuwen                 16e eeuw                 een terp in de late Middeleeuwen




 

                                          DE ACHTIENDE EN NEGENTIENDE EEUW:


 

                18e - 19e eeuw                         18e - 19e - 20e eeuw

 De achttiende en negentiende eeuw:
In 1722 schrijft Joseph Miller zijn Herbal. Hierin worden dertien vluchtige oliën beschreven, o.a. kamille, kaneel, venkel, jeneverbes, laurier, tijm, rozemarijn. Vier officieel getrokken oliën: mirre, dille, kamille, roos. Een geperste olie: nootmuskaat.
In 1882 verschijnt Materia Medica van William Whitla met 22 vluchtige oliën en drie niet officiële. De 160 jaar verschil in uitgave gaf duidelijk aan dat de wetenschap een grote stap voorwaarts had gedaan.

De vraag naar meer intense geuren groeit. Het einde van de bloemengeuren viel samen met het uitbreken van de Franse Revolutie in 1789. Wie zich toen nog parfumeerde, gaf daarmee aan dat hij van adel was en dat was toen niet erg gunstig en direct levensbedreigend bij het gepeupel. Na de revolutie kwam de verkoop van parfum weer op gang, echter met veranderde geuren. Bloemen waren uit en hadden plaats moeten maken voor scherpere geuren met citrus en musk. Met Napoleon keerde ook de lichtere eaux weer terug. Hij liet zich na het wakker worden masseren met eau de cologne en ’s avonds waste hij zich met Engelse zeep op basis van:  lavendel, bergamot, tijm, komijn, kruidnagel, rozemarijn, styrax en castoreum. Zijn gevolg aapte hem natuurlijk na. Ook in die tijd kwam het baden weer in trek. In melk, in aardbeienwater, frambozen water, enz.
De toenmalige parfumkeuze werd bepaald door Napoleon. Was men tégen hem dan parfumeerde men zich met bloemen, was men vóór hem met de eau de cologne van Jean-Marie Farina.

 

 

 Napoleon Bonaparte   Napoleon   Napoleon Bonaparte  Napoleon

                                                 


                                                         
                                                                DE 20E EEUW:



                                                                                                                                                                              
           de bakker 19e eeuw         de kleermaker

 

 

De twintigste eeuw:
De chemie in de parfumindustrie was reeds volop begonnen in de 19e eeuw. In die tijd ontwikkelde men nieuwe geuren, zoals aldehyden, synthetische amber, coumarine, vanilline. Al in 1876 uitgevonden ter vervanging van het dure vanille. In de 20e eeuw werden ze echter pas toegepast, omdat de ontwikkeling in de beginjaren te duur was. In 1876 kost 1 kilo vanilline 8000 Franse francs, vier jaar later 1900 francs, in 1885 900 francs en in 1913 40 francs.

In de 20e eeuw is er ontwikkeling op allerlei gebieden: het winnen van essentiële olie, enfleurage is uit en wordt vervangen door eenvoudigere methoden, destillatie met alcohol. In de parfumerie kent men dan een tweedeling: aan de ene kant de beroemde neuzen van Guerlain, Coty, Caron, die geuren ontwikkelen voor hun eigen naam en we kennen dan parfumeurs die werken in dienst van anderen en ook ten behoeve van de voedingsmiddelen- en schoonmaakmiddelenindustrie.

Parfums komen in de 20e eeuw binnen ieders handbereik.
De synthetische bereiding van viooltjes, roos, jasmijn neemt een grote vlucht. In de eerste jaren van de 20e eeuw worden parfums verdund met alcohol. Het percentage wisselt per geur en zo ontstaan de eaux, die stukken goedkoper zijn en tevens zeker zo prettig om te dragen.

 

 

     parfums              parfums              parfum                parfum

                                           

                                              HET NIEUWE MILLENIUM 



 

parfumparfumparfumparfumparfumparfum

 

Het nieuwe millennium:
De laatste honderd jaar van de parfumerie stonden in het teken van grote veranderingen. De soliflore-geuren werden vervangen door de eaux, gevolgd door de unisex-geuren en de duoparfums voor haar en hem en waarschijnlijk zal zich dit verder ontwikkelen. In 1911 komt Guerlain met Jicky, een vrouwengeur met synthetische noten, gemengd met rozemarijn en lavendel die in de jaren twintig aanslaan, ook door toedoen van Chanel.

Tientallen jaren later neemt de keuze van geuren voor jonge vrouwen toe. In de jaren zeventig kwam de parfum voor meisjes, verdunde eaux en veel goedkopere parfums veroverden in de tweede helft van de 20e eeuw de markt. In de jaren zestig kwam de unisex met broeken, riemen, hoeden en geuren. Deze trend is geen lang leven beschoren als de vrouwen eenvoudigweg mannengeuren gaan dragen, in 1965 weer door een parfum van Guerlain: Habit Rouge en 1968 Eau Sauvage van Dior en in 1970 gevolgd door YSL van Yves Saint-Laurent.

In de jaren negentig komen de duo parfums, die niet echt meteen aanslaan en in 1997 gevolgd worden door: ieder zijn/haar eigen geur. De duo parfums worden aangepast en beter op elkaar afgestemd.

In ontwikkeling:
* de crèmeparfums in potloden. De verkoop stagneert momenteel omdat de geur van het hout parten speelt. De techniek zal hier wel een oplossing voor vinden en ze zullen vroeg of laat de markt veroveren.
*Het aantal alcoholvrije parfums zal verder toenemen. Alcohol is namelijk de grootste veroorzaker van irritaties en allergieën.
*Synthetische parfums nemen toe. De kwaliteit die tot nu toe vrij slecht is, zal worden verbeterd.
*Parfumflacons worden van plastic in plaats van glas.
*Nieuwe geurfamilies zullen worden ontdekt. Naar chocolade, en vanille geurende parfums zijn reeds in de handel.

De aromatherapie neemt een grote vlucht. Etherische oliën zijn gemeengoed en overal te verkrijgen. Er is een ontwikkeling in de geurindustrie met veel toepassingen in leefruimten, kantoren, werkplekken en thuis. Honderden producten bevatten etherische oliën en dit neemt nog steeds toe.

 

 

parfumparfumparfumparfumparfumparfum

André Gielen. ©®Copyright en registratie notaris. Lith 2001-2008


Previous page: Inleiding
Next page: Enige grootheden