Print This Page

Schimmels en zwammen

 

Schimmelinfecties zijn een topper tegenwoordig door vooral resistentie en misbruik van penicilline. Behandeling door de bij de bacteriën aangegeven bestanddelen van etherische oliën zijn effectief bij schimmels. De behandeling is wel langdurig.

Een primitief organisme, noch plant, noch dier. Nuttig en schadelijk.

Voor de mens gevaarlijk: cryptococcus, Aspergillus, Candida albicans.
Antimycotische stoffen in etherische olie zijn: citral (Neral en geranial) en vermoedelijk fenolen en 1,8-cineol.

Studies: zie ook de oliebeschrijvingen:
     *Carvacrol remt de productie van aflotaxinen van Aspergillus af (Mahmoud, 1994).  Carvacrol en oregano hebben een sterk remmende werking op drie Candida albicans stammen (Stiles, Sparks, Ronzio 1995).
     *Origanum marjorana specifiek tegen Aspergillus niger en tegen A. flavus, A. ochraceus, A. parasiticus en Trichoderma viride (Deans, Svoboda 1990)
     *Pimpinella anisum en Cinnamomum vera getest tegen Aspergillus parasiticus (Tiwari, Dikshit, Chandan et al. 1983)
     *Santolina chamaecyparissus bij dierproeven getest tegen Candida albicans, vagina- en huidinfecties. Er werd een synergische activiteit ontdekt met Clotrimazol (Suresh, Sriram, Dhanaraj et al. 1997)
     *Thymus en Cuminum cyminum succesvol getest tegen Aspergillus parasiticus (Farag, Daw, Abo-Raya, 1989)
     *Cinnamomum camphora is effectief tegen Aspergillus flavus als Ceresan, koperoxychloride en Thiovit.
     *Cymbopogon citratus werd getest tegen huidschimmels: Trychophyton mentagrophytes, T. rubrum, Epidermophyton flocossum, Microsporum gypseum, in zalven met 2,5% olie en werd effectiever bevonden dan de amycotische zalven met Clotrimazol, Isoconazol, nitraat, Ketoconazol. (Wannisorn, Jarikasem, Soontorntanasart, 1996)
     *Cymbopogon pendulus was meer werkzaam dan Mycostatin, Multifungin, Mycoderm, Jadit en salicylzuren (Pandey, Sharma, Dikshit, 1996)
     *Eucalyptus species (21 soorten) remmen de vermeerdering van Candida albicans (Faouzia, Fkih-Tetounai, Tantaoui-Elaraki, 1993)
     *Lippia alba (64% citral) werkt sterk antimycotisch tegen Trichphyton mentagrophytes var. interdigitale en Candida albicans (Fun, Svendsen 1990)
     *Melaleuca alternifolia is effectief bij Candida albicans vooral bij diepe nagelinfecties. (Belaiche, 1985) Zie de oliebeschrijving.
     *Melaleuca cajeputi, tegen Candida albicans. (gemeenschappelijke studie in Tsjechië en Vietnam, Cuong et al. 1994)
     *Melissa officinalis remmende werking tegen Candida albicans (Larrondo, Agut, Calvo-Torras 1995)
     *Mentha arvensis succesvol tegen 23 schimmelstammen en 6 Aspergillus soorten (Hiroi, Miyzaki, Kobayashi et al. 1995)
     *Syzygium aromaticum bij een verdunning van 0,4% tegen Candida albicans (Briozzo, Nunez et al. 1998), en tegen Aspergillus parasiticus (Farag, Daw, Abo-Raya 1989)
     *Ocimum basilicum remt 22 schimmelstammen af, waaronder Aspergillus (Dube, Upadihay, Tripati, 1989)
     *Ocimum sanctum werd getest in India (Satinder, Sinha 1991), als succesvol mucolyticum.
Eveneens een krachtige antuimycotische werking hebben: kaneel-, peper-, kruidnagel- en tijmolie.

Schimmels (Mycophyta) zijn planten die geen bladgroen of chlorofyl bezitten en dus zelf geen voedsel kunnen produceren (fotosynthese). Om dus aan voedsel te komen leven verschillende soorten als saprofieten op dood plantaardig of dierlijk materiaal. In de natuur vervullen zij de functie van “opruimers” en zij helpen de bacteriën bij de afbraak van organisch materiaal tot anorganische stoffen die weer door de groene planten voor de voedselproductie worden gebruikt. Andere soorten zijn parasieten op planten of dieren. Er zijn naar schatting ongeveer 100.000 soorten schimmels, waarvan een heel bekende de penseelschimmel is, die penicilline levert. Schimmels of zwammen variëren naar grootte van kleine, eencellige gistsoorten, meeldauw-, roetdauw-, en roestschimmels (op tuinplanten) tot de bekende paddestoelen. Schimmels kunnen zich geslachtelijk en ongeslachtelijk voortplanten. De schimmel bestaat uit dunnen draden of Hyfen, die samen de zwamvlok of mycelium vormen, die soms als vlokkige witte massa waarneembaar is.
Zwammen: term die meestal in ruime zin wordt gebruikt ter aanduiding van een groep lagere planten die zowel een als meercellig kunnen zijn en waarvan sommigen voor de mens ziekteverwekkend kunnen zijn. Anderen zijn van groot belang voor de geneeskunde, omdat ze een bron vormen van antibiotische middelen. Dat zijn middelen die de groei van eencellige ziektekiemen remmen.
Het zijn micro-organismen die op vele plaatsen aanwezig zijn. De schimmels die een infectie van de huid veroorzaken noemen we dermatofyten. Ze gebruiken keratine in onze huid als voedingsstof. Besmetting vindt plaats via mensen, dieren, aarde, douchevloeren en tapijt. Vooral mensen met diabetes of een verzwakt afweersysteem worden getroffen. Andere schimmels gebruiken suiker en vet als voeding, de gisten. Candida en pityrosporum groeien in en op de mens. Aspergillus is een agressieve soort, die infecties aan de luchtwegen veroorzaakt. Meestal geven schimmels en gisten geen hinder, alleen bij te weinig weerstand.
In het verleden is gebleken dat organismen zoals schimmels bij bestrijding gemakkelijk resistent kunnen worden, met een blijvend karakter.

Enige voorbeelden: (zie verder hoofdstuk Eigenschappen)
Tinea pedis: voetschimmel tussen de tenen en geeft jeuk, schilfering, rode uitslag, blaasjes, vooral met warm weer.
Tinea corporis: ringworm is een lichaamsschimmel die overal op de huid kan voorkomen in jeukende rode plekjes in de vorm van een ring.
Tinea intertriginosum: liesschimmel, bij warm weer, een rode, schilferende plek in de liezen, hardnekkig.
Tinea capitis: hoofdschimmel, een rode schilferige uitslag op het hoofd. Er kunnen kale plekjes ontstaan.
Onychomycose: nagelschimmel, een infectie van de nagels van de tenen. Er kan vervorming optreden en de nagels kunnen zelfs loslaten.
Enige andere schimmels zijn: Aspergillus niger – Aspergillus flavus – Candida albicans – Microsporum canis – Microsporum gypseum – Piryrosporum ovales – Trichophyton mentagrophytes – Trichophyton rubrum . Zie het hoofdstuk Eigenschappen bij schimmels.

Bronnen:
Wageningen Universiteit www.voedselnet: bacteriën
www.sciencenet.com.au/gramnegative bacteria. Microbionet Bacteriology
www.dwp.fcroc.nl/microbiologie Ina Wiersma 2003


André Gielen.  ©®Copyright en registratie notaris. Lith oktober 2001 -  sept. 2007.

 


Previous page: Bacteriën:
Next page: Onderzoek - nieuws: