Print This Page

Lavendel geschiedenis

LAVENDEL                         -                                        GESCHIEDENIS IN VOGELVLUCHT.

    Lavendel museum Grasse             Destilleerderij Grasse             Lavendelveld Grasse


LAVANDULA OFFICINALIS – VERA – ANGUSTIFOLIA – SPICA – VULGARIS – DENTATA – STOECHAS.
Familie: Lamiaceae.

In den beginne was er: spic, of aspic, in het gebied van de Middellandse zee, vooral in Frankrijk, sinds de Oudheid en ze werden door elkaar en met elkaar geoogst.

In de 16e eeuw werd er een onderscheid gemaakt tussen aspic en lavendelolie.
Ook reeds in de 16e eeuw waren de lavendels gecultiveerd in Duitsland en Engeland.
In de 18e eeuw werden scheidingen aangebracht:
     Lavandula spica (Linné)
     Lavandula officinalis (Chaix)
     Lavandula angustifolia (Moench)
     Lavandula vulgaris (Lamarck)
     Lavandula vera (De Candolle)
     Lavandula spica DC (Lavandula vulgaris Beta Lamarck, Lavandula latifolia Villars)
     Lavandula dentata L.
     Lavandula stoechas L.

De familie Lamiaceae bestaat uit 170 verschillende geslachten met meer dan 3000 soorten. Enige bekenden zijn: bonenkruid – basilicum – citroenmelisse – witte en paarse dovenetel – hysop – kattekruid – lavendel – marjolein – munt, pepermunt – rozemarijn – salie – smalle en brede tijm.

Volgens de Engelse versie komt de naam lavendel waarschijnlijk uit het Frans en is afgeleid van het Engelse woord launderer, dat kledingwasser betekent. Hollybands 1593 (Engels woordenboek), geeft als vertaling: wasser of lawndere. Volgens geschiedkundigen is een aantal Engelse families uitgezworven vanuit Frankrijk over de wereld, in de zestiende eeuw, nazaten van originele Franse families in Engeland en Amerika. De naamgeving wekt ook weer verwarring. De hybrides heten in Frankrijk: Lavandin. De echte lavendel heet: lavande. Ook worden L. spica, vera, officinalis en angustifolia nog steeds door elkaar gebruikt.
Namen voor lavendel uit de oudheid: Nardos, Nard, Spikenard, Nardostachus, uit het Grieks. Naarda was een stad in Syrië, bij de Eufraat. De Romeinen noemden deze: lavendel of Nardus Asarum.
Latijn: Pseudonardus foemina/masculinum.

                                

De genus Lavandula (volgens de laatste revisie van Tim Upson and Susyn Andrews: The Genus Lavandula 2004, The Royal Botanic Gardens Kew ISBN 1 84246 010 2) heeft 39 wilde species die komen uit het Middellandse zeegebied tot aan de Canarische eilanden toe, Noord Afrika, Arabië, tot Centraal en Zuid India in het Oosten en in het Zuiden tot tropisch Afrika.

We kunnen ze in verdelen in acht groepen:
A. Sectie Lavandula. S species. Centraal en Zuidwest Europa
1. L. angustifolia Mill.
    Subs. Angustifolia
    Subs. Pyrenaica (DC.) Guinea
2. L. latifolia Medik.
3. L. Lanata Boiss.
Hybriden 4 stuks, waaronder: L x intermedia Emeric ex Loisel. (L. agustifolia subs. angustifolia a L. Latifolia. 
B. Sectie Dentata. 1 species. West Mediterrane regio, Zuidwesterse Arabische Peninsula en Noordoost Afrika
4. L. dentata L.
    Var. Dentata f. Rosea Maire
    f.albiflora Maire
    Var. Candicans Batt.
    f. persicina Maire
C. Sectie Stoechas. 3 species. Middellandse zee gebied.
5. L. Stoechas L. + 3 subs.
6. L. pedunculata (Mill) Cav. + 4 subs.,
7. L. viridis L’Her.
Hybriden en intersectionale hybriden. (9)
D. Sectie Pterostoechas Ging. 16 species. Canarische eil., Kaap Verdische eil., Madeira; Mediterrane gebied van Zuid Europa; Noord Afrika; Zuidwest Azië, inclusief de zuidelijke Arabische Peninsula en Oost Iran
8.   L. multifida L.
9.   L. Canariensis Mill. + 7 subs.
10. L. minutolii Bolle + var.
11. L. Bramwellii Upson & S. Andrews
12. L. pinnata L.f.
      f. incarnata Sunding
13. L. buchii Webb & Berthel + 3 var.
14. L. rotundifolia Benth.
15. L. maroccana Murb.
16. L. Tenuisecta Coss. Ex Ball
17. L. rejdalii Upson & Jury
18. L. mairei Humbert + 2 var.
19. L. coronopifolia Poir.
20. L. Saharica Upson & Jury
21. L. Antineae Maire + 3 subs.
22. L. pubescens Decne
23. L. citriodora A.G.Mill.
 Een aantal Hybriden.
E. Sectie Subnudae Chaytor. 10 species. Noordoost tropisch Afrika, Zuidelijk Arabische Peninsula en Socotra.
24. L. subnuda Benth.
25. L. macra Baker
26. L. dhofarensis A.G. Mill. + 2 subs.
27. L. samhanensis Upson & S. Andrews sp.nov.
28. L. nimmoi Benth.
29. L. qishensis Upson & S. Andrews sp.nov.
30. L. nimmoi Benth.
31. L. galgaloensis A.G. Mill.
32. L. aristibracteata A.G. Mill.
33. L. somaliensis Chaytor
F. Sectie Chaetostacgys Benth. 2 species. Centraal en Zuid India.
34. L. bipinnata (Roth) Kuntze
35. L. gibsonii J. Graham
G. Sectie Hasikenses 2. species. Oman en Iran
36. L. hasikensis A.G. Mill.
37. L. sublepidota Rech. F.
H. Sectie Sabaudia. 2 species. Saudi Arabië, Republiek Yemen, Egypte, Erithrea.
38. L. Atriplicifolia Benth.
39. L. Erythraeae (Chiov.) Cufod.

        Eau de Lavande              Eau de Lavande          Eau de Lavande Grasse

De sectie Lavandula is het belangrijkste.

Lavandula angustifolia heeft vele cultivars. Lavandula x intermedia is een natuurlijk voorkomende kruising, een steriele hybride, lavandin geheten, tussen L. angustifolia (600 – 1000 meter) en L. latifolia (600 meter) die beiden in het wild voorkomen in het Middellandse zeegebied. De lavandin geeft meer olie en is beter bestand tegen ziekten.
Allemaal kunnen ze tegen droogte, zon, hebben ze graag goed gedraineerde grond, zachte temperaturen, maar de spica groep kan beter tegen iets koudere temperaturen dan de stoechas typen, die op hun beurt weer tegen een harder klimaat bestand zijn dan de pterostachys lavendels.
De cultivars en hybriden zijn talloos. Hybriden zijn kruisingsproducten, cultivars zijn gekweekte variéteiten.
Cultivars ontstaan na kruising, selectie en vermeerdering. Men moet onderscheid maken tussen tussen de intraspecifieke cultivars die ontstaan door kruising van verschillende variëteiten of lijnen binnen eenzelfde soort, bijvoorbeeld de L. angustifolia (Alba – Cedar blue – Brabant, enz.) en de interspecifieke hybridencultivars die ontstaan door kruising tussen de verschillende soorten zoals L. x intermedia Alba, een witbloemige cultivar in het hybridenras lavandin (L x intermedia) ontstaan door kruising van L. angustifolia en L. latifolia. De sierteelt selecteert op: hoogte, vorm, densiteit, wintervastheid, geur, bladkleur, bloemkleur, die gaat van wit over roze naar helderblauw en donkerviolet. De meeste cultivars worden vegetatief vermeerderd door stekken of scheuren. Het zijn klonen, dit is een kunstmatige wijze van reproduceren, waarbij een bijna identieke genetische kopie van een organisme wordt geproduceerd, van een soort die zich in de natuur geslachtelijk voortplant. Het is een genetisch identieke nakomeling van één ouder. Klonen is bijna altijd menselijk ingrijpen, alhoewel het in de natuur eveneens veel voorkomt.

Lavendel kan moeilijk gecombineerd worden met andere planten, aangezien ze meer houden van zon en droogte. In Engeland doen ze lavendel samen met Santolina, hetgeen een goede combinatie is. Ook wordt lavendel wel bij rozen geplant omdat de lavendel de luizen weert. Tegen de mestbehoefte van de rozen heeft de lavendel echter weer bezwaren.
Lavendel komt van oorsprong uit het Middellandse Zeegebied. De schaapherders en arme boeren in de Provence verkochten lavendel al eeuwen geleden om hun schamele inkomens aan te vullen. Het gebruik was toen vooral in de volksgeneeskunde. In de 19e eeuw kreeg het de bijnaam het blauwe goud, omdat de vraag o.a. van de parfumindustrie steeds groter werd. Hele families gingen in die streek lavendel verbouwen, oogsten en destilleren waardoor de streek de naamsbekendheid kreeg die ze nu heeft. Door de Provence loopt de zogenaamde Lavendel Route. Met de auto kun je het hele gebied verkennen. Ook zijn er wandelroutes, met gids. In het dorpje Sault is een lavendel destilleerderij.
De naam is afgeleid van het Latijnse lavare, hetgeen wassen betekent en refereert aan de Romeinse gewoonte om lavendel in het waswater te doen. Tegenwoordig veel in siertuinen en andere warme delen van Europa. De wilde lavendel groeit op droge, arme en dikwijls steen- of rotsachtige bodems. Hij kan tegen de felle zon.

In Noord Europa was lavendel gewijd aan Hecate, de godin van de onderwereld, en zou het boze oog afweren. Het is een van de oudste Engelse parfums en huismiddeltjes. Al vanaf de 16e eeuw worden lavendelzakjes in de linnenkasten gebruikt, om de geur en tegen de motten en insecten.

Gebruik in de oudheid: de algemeen gebruikte naam in de oudheid was spica of aspic. Lavandula stoechas L. afwijkend met zijn violet rode bloemen en met een sterke geur werd reeds genoemd in de geschriften van Dioscorides: De materia medica libri quinque, Plinius en Scribonius Largus, en andere schrijvers uit dezelfde periode. Waarschijnlijk was het een maceraat, gelijkend op andere geparfumeerde oliën in de oudheid. De Oude Grieken en Romeinen gebruikten reeds lavendel. Tijdens de Grote pest epidemie in de middeleeuwen werd het verbrand in ziekenkamers en gebruikt om allerlei kwaaltjes te bestrijden.
Mogelijk importeerde de Phoeniciërs met andere kruiden de Lavandula Stoechas in Frankrijk en Spanje. In 700 voor Christus stichtten zij Marseille.
Ceder en de essentiële olie van aspic werden vernoemd in het boek van Jerome Brunschwig over destillatie van 1500. Hij vernoemde het als oleum de spica van de Provence.
In 1543 noemde Valerius Cordus in zijn Dispensatorium Noricum drie essentiële oliën: ceder, aspic en juniper.
In het verleden, de 19e eeuw, werd alle olie van lavendel en aspic geoogst van wilde planten. Dit was meer vrijetijdsbesteding van vrouwen, kinderen, herders, enz. Dit nam een toevlucht vooral van 1920-1930.
Echte cultivatie begon rond 1925. De opbrengst rond 1920-1925 werd geschat op 100 ton. De aspic was voor de industrie niet interessant en de lavandula vera en de Lavandins waren in opkomst. De in het wild geoogste lavendel raakte achterop en de teelt van lavandin kwam enorm op. In 1924 was de productie van etherische olie 1-2 ton. In 1950 200 ton en tussen 1950-1980 groeide dit aan van 500-1000 ton. Daarna was er weer een daling van de productie.

   Lavandula latifolia  Lavandula stoechas  Lavandula x intermedia  Lavandula angustifolia  Lavandula angustifolia  Lavandula x intermedia Blue dwarf

Lavendel groeit nu op alle continenten. Traditioneel vond lavendel haar oorsprong in Perzië of de Canarische eilanden. We vinden lavendel in het middellandse zeegebied, Noord Amerika, Australië, (Tasmanië).
Lavandula officinalis in verschillende variëteiten groeit wild in het zuiden van Frankrijk, Italië, Corsica, Yoegoslavië. Wereldwijd is het gecultiveerd, alhoewel niet altijd succesvol. Sommige van deze gebieden zijn in Argentinië, Brazilië, Bulgarije, Cyprus, Engeland, Griekenland, Hongarije, Italië, Japan, Rusland, Spanje, Tanganyika, Tasmanië, Turkije en Yoegoslavië. Er vindt enige cultivatie en destillatie op experimentele grond plaats in de staat Washington, USA.
Een speciale vermelding verdient de lavendel olie van Engelse planten. Van de andere landen is alleen Italië het land dat een export heeft van enige betekenis.
De productie in Tasmanië wordt opgebruikt in Australië. Ook de Japanse productie is onvoldoende voor eigen gebruik en dit geldt eveneens voor de Russische productie.
De Franse olie, met een jaarlijkse productie van bijna 100 ton overtreft alle andere soorten in kwaliteit, met een karakteristieke zoete geur en een ongeëvenaarde inhoud aan esters.
In Frankrijk groeien in het wild: lavendula vera, - stoechas en – spica, natuurlijk met een aantal subspecies. In de Haute Provence op 700-1800 meter groeit de lavandula vera DC of lavandula officinalis Chaix. De beste kwaliteit groeit boven de 1000 meter.
Van de lavandula vera zijn er twee natuurlijke variaties: de Fragrans, die een droge grond prefereert met veel zon en de Delphinensis, in de valleien, op tegen de zon beschermde plekken. Heel natuurlijk krijg je op de hoogte van 700-800 meter contact tussen de lavandula vera en de – spica, een door de bijen gecreërde natuurlijke hybride vorm bekend geworden als lavandin. Deze lavandins, hebben door bemiddeling eigenschappen van allebei de  “ouders” en zijn gewoonlijk steriel.
De eerste aanplantingen van Lavandins werd verwezenlijkt door aanplant van wilde planten in de bestaande velden. Dit veranderde toen men in 1925 de kloon techniek ontwikkelde, waardoor de oogsten twee tot drie keer hoger werden dan bij de Lavandula vera.

De eerste geweldig succesvolle kloon was de lavandin abriale (gemaakt door prof. Abriale) vanaf 1930. Twee derde van de velden werd beplant met abrialis, tot de plantenziekte “fatigue” toesloeg en de abrialis gedeeltelijk werd vervangen door de lavandin super. Na de opkomst daarna van de lavandin Grosso (1975) raakte de abrialis eigenlijk min of meer in de vergetelheid en bevatte minder dan 10 % van de productie in Frankrijk.
De lavandin Grosso was ontwikkeld door M. Grosso, uit Gault, de Vaucluse. Dit is een robuuste en zeer productieve kloon die in 1972 erg populair werd. De lavandin grosso vertegenwoordigt ¾ van de gecultiveerde gebieden en in sommige regio’s meer dan 90 %, bv. in Plateau de Valensole. De oogst van de L. grosso is drie keer groter dan die van de L. Abrialis. Chemisch gezien lijken de L. super en de L. abrialis het meeste op de originele Lavandula vera.
Minder bekende kloons zijn Speciale Grégoire 41/70, Sumian 33/70, enz.

LavendelveldHet klonen werd ook toegepast bij de lavandula vera en daaruit ontstonden de kloons
“Matheronne” en “Mailette”. Vooral de laatste is wijd verbreid in de oostelijke landen en heeft zo de originele lavandula vera vervangen. In cultuur en oogst hebben deze soorten veel voordelen, maar ze leveren een essentiële olie die niet erg oplosbaar is en daarom moeilijk te gebruiken in parfums. Het produceren van deze variëteiten is bijna gestopt. Sommige soorten lavendel worden alleen geteeld voor het gebruik van de gedroogde bloemen en niet voor destillatie doeleinden.
Van 1985-1990 werden in Frankrijk 3000 hectaren lavendel fine en Mailette geproduceerd, 12000 met lavandin, ¾  Grosso een beetje lavandin abrialis en lavandin super.
Spica of lavandula latifolia lijkt op de echte lavendel, maar groeit iets groter tot 80-90 cm. De kleur van de bloemen is eerder grijsachtig dan blauwachtig en de olie heeft een geur die doet denken aan, of lijkt op lavendel, maar is sterker, meer kamferachtig.
Wat de kwaliteit betreft: de fijnste lavandula officinalis die geoogst wordt in de Haute Provence op een hoogte van meer dan 1400 meter heeft wel tot 70% linalylacetaat.
Ook de destillatie is hierbij belangrijk. Destilleren op hoogte produceert olie met een hogere esters inhoud, niet alleen omdat de planten van grote hoogte meer esters bevatten maar ook en vooral omdat destillatie op grotere hoogte betekent: destilleren met lagere temperaturen. De te destilleren olie wordt niet blootgesteld aan 100 graden stoom, maar slechts 92-93 graden stoom. Op deze manier kan er een olie geproduceerd worden met bijna alle natuurlijke linalylesters erin.

De soorten zijn legio.
Lavandula angustifolia met tientallen tot honderden soorten.
Lavandula lanata: niet geheel winterhard naar balsem geurend.
Lavandula viridis: wordt tot 1 meter, met groen blad en groen met witte bloemen.Lavendel
Lavandula dentata: een niet-winterharde soort die in de winter bloeit.
Lavandula stoechas: niet geheel winterhard, met bijzondere schutbladen. Kuiflavendel of Franse lavendel genoemd.

Gebruik:
Geurstof - Fijne parfum - Cosmetica: zeep, lotions, wasverzachter, deodorant -
Wasmiddelen - Smaakstof: in de voedingsmiddelenindustrie, snoep, enz. - Insecticide: mieren hebben een hekel aan lavendel, dus sproeien op het terras met een goedkope lavendel; de huisvlieg eveneens; in de linnenkast: motten, zilvervisjes en andere insecten; tegen de hoofdluis in combinatie met geranium en eucalyptus; tegen de muggen kan men zich insmeren met basisolie met lavendel; een schaaltje met potpourri bij het raam of bij de deur zal de muggen buiten houden.  –Aromatherapie - Medicinaal, zalven - Thee, tinctuur, kruidenazijn -Lichaamsverzorgingsproducten. -
Dieren: Deborah L. Wells heeft een onderzoek gedaan bij honden: Aromatherapy for travel-induced excitement in dogs. Journal of the American Veterinary Medical association, sept. 15, 2006 vol.229, no. 6 pp. 964-967.
Het onderzoek wijst duidelijk uit dat honden die bloot werden gesteld aan lavendelgeuren tijdens transport in een bestelbus rustiger waren, minder blaften, minder bewogen en meer rustten. Het onderzoek werd verricht tijdens drie opeenvolgende dagen met onrustige honden, door het meten en noteren van de tijden van bewegen, staan, zitten, rusten en blaffen.

Lavendel Bridestowe EstateIn de handel onderscheiden we:
     Barreme: een plaats in de Provence. De olie bevat 50/52% linalylacetaat.
     Mont Blanc: van de hellingen van de Alpen. 40/42% linalylacetaat. Meestal een mengolie van lavendelolie en linalool tot het gewenste percentage linalylacetaat is bereikt.
     Mitchum: Engelse lavendel. De Engelse schrijvers zijn vol lof. Ik heb helaas geen ervaring met de Mitchum, wel met de Mont Blanc en de Barreme. De Britse farmacopee wil dat van lavendel voor medicinaal gebruik de bloemen worden gedestilleerd, gestript van de stengels en twijgen, en alleen worden gedestilleerd. Dit is de beroemde Mitchum lavendel.

Vervalsingen:
de Franse oliën met minder dan 30% esters worden dikwijls gemengd met  L. Latifolia of bastaard lavendeloliën. Vroeger werd er vervalst met terpentijn olie gemengd met kokosnoot olie, maar nu vooral met gesynthetiseerde esters, die praktisch geurloos zijn. Ook mengsels van petitgrain met lavendel komen voor in de handel.
Spaanse lavendel olie, gedestilleerd in Spanje en verkocht naar de rest van Europa als lavendelolie, is vrij van esters en is spijk lavendel olie. Er wordt zo’n 40.000 kilo per jaar geproduceerd in Spanje. In Frankrijk zo’n 25.000 kilo. De geur is penetrant, kamferachtig en de olie is slechts een vijfde waard van wat de echte lavendel waard is. Wordt vooral gebruikt in de veeartsenei. Samen met L. stoechas ook gebruikt in fijne vernissoorten en lakken met Lavendel Bridestowe Estateterpentijn olie en wordt gebruikt door schilders op porcelein. Verder gebruik in goedkope parfum en zeep in Engeland en de US.

Zaaien – stekken – afleggen:
Een lavendel plantage voor de productie van olie behoeft zorg en voorbereidingen. In de herfst moet het land vrij worden gemaakt van onkruid. Deze moet men verbranden en de as verstrooien over het land. Indien mogelijk aangevuld met as van verbrande bomen. De grond moet worden klaar gemaakt en omgezet met fijn stro en stal afval, geen rijke mest en moet dan braak blijven liggen tot de volgende lente. Dan weer het onkruid verbranden, verstrooien en de grond omploegen. Op het einde van de lente moeten de jonge planten in rijen worden gezet van noord naar zuid, 70 cm uit elkaar en de planten 30 cm uit elkaar.
Zaaien kan men in april, maar meestal is de vermeerdering door stekken of afleggen.
Men moet voorkomen dat de jonge planten het eerste jaar bloeien, zodat de kracht naar de wortels en de plant kan gaan. Vanaf het tweede tot het vijfde jaar kan men oogsten. Na het derde jaar worden de struikjes erg wild en weelderig. Ze kunnen in maart worden gesnoeid of vervangen door jonge planten. In de commerciële praktijk zal de vervanging van planten doorlopend plaatsvinden om een constante opbrengst te verzekeren. Ieder jaar zal men een deel vervangen, bijvoorbeeld het vijfde deel, tot aan het vijfde jaar. Na de bloei worden dan de planten die vijf jaar oud zijn gerooid, verbrand, de as verstrooid, het land geploegd en klaar gemaakt tot de volgende lente het herplanten weer kan beginnen.

Het oogsten en het destillatieproces:
De oogsttijd is meestal juli – augustus en de begintijd van de oogst afhankelijk van de hoeveelheid zon die er is geweest. De beste tijd is op een zonnige dag, als de ochtenddauw verdampt is, want dan is de hoeveelheid aromatische stoffen het hoogst. De bloemen kunnen vers worden gebruikt, men kan ze drogen of tot olie verwerken. Voor destillatie worden ze een week later geoogst dan voor het gebruik van de verse bloemen. Het tijdstip van de oogst is belangrijk. In een goed jaar gaan de esters zich concentreren tegen het einde van juli. Tegen half augustus gaat de parfum van de esters achteruit en is er kwaliteitsverlies. Olie gedestilleerd van de eerste bloemen is licht van kleur en rijk aan esters. Olie van de latere bloemen heeft minder waardevolle esters en is donkerder van kleur. Het is dus wel duidelijk, hoe belangrijk het tijdstip van de oogst is, de snelheid van het oogsten en dat de destillatie ter plaatse wordt gedaan. Knippen met een scherpe snoeischaar; de stengels bij elkaar binden en te drogen hangen met de bloemen omlaag op een droge luchtige plaats uit de zon. De oogst moet snel gebeuren, liefst met mooi droog weer, geen wind. In regen of met mist kan men niet oogsten. Is de zon te heet, dan verdwijnen er veel esters in de atmosfeer, eveneens met veel wind. Als het te koud is ontstaat er geen ester vorming. De gesneden lavendel moet op droge matten worden gelegd, beschermd tegen de zon. De matten worden opgerold tegen de avond, als het afgekoeld is, voor de dauw invalt en naar de destillatieketels gebracht. Wat niet meteen kan worden gedestilleerd moet opgeslagen worden in een schuur, waar het materiaal niet uit kan drogen en de bloemen mogen niet gaan fermenteren voor de destillatie. Fermenteren geeft verlies van kwaliteit en kwantiteit van olie.

Waterdampdestillatie of stoomdestillatie heeft een betere opbrengst dan waterdestillatie.
De ketels zijn eenvoudig van constructie en van koper. De ketels zijn meestal berekend op 250 kilo materiaal met een destillatietijd van ongeveer 6 uur. Verbranding tijdens het proces moet worden voorkomen. Men vangt dit op met twee kamers met daartussen een valse geperforeerde bodem, waarvan de onderste kamer gevuld wordt met water, dat wordt gekookt. Het destillaat moet maanden rusten om helder te worden en te rijpen.
De zo vers mogelijke lavendel wordt met stengels eraan met een gaffel (om de bijen en andere insecten te verwijderen) in de destilleerketels gegooid. Als de ketels tot de rand gevuld zijn gaat de deksel erop en wordt er onder druk stoom in de ketel geblazen. Door de stengels eraan te laten zitten circuleert de stoom beter in de ketel door de lavendel. De olie in de plant verdampt en het mengsel van oliedamp en stoom gaat door een buis in de bovenkant van de ketel naar een tweede container, de zogenaamde condensor, waar het door het circulerende water wordt afgekoeld en weer in vloeistof veranderd. Dit is de zuivere lichtgele lavendelolie, die in de separator wordt opgevangen en afgetapt. Dan wordt de olie gebotteld en moet een aantal maanden rijpen.

Lavandula angustifolia

In Australië is veel onderzoek naar de teelt van Lavendel. Deze is de laatste vijf jaren enorm toegenomen in alle staten, maar vooral in Victoria en zuidelijk New South Wales. De producten bestaan uit lavendel, honing, gedroogde bloemen, verse bloemen, lichaamsverzorgings producten en tenslotte olie productie. De laatste ontwikkelingen op gebied van teelt en producten onderzoek wordt gecoacht door middel van workshops, conferenties, enz. door TALGA, de Lavenders Growers Association. Het is een feit dat de markt voor therapeutische lavendel olie groeit en dat de parfumindustrie in deze constant blijft.

De Lavendel teelt in Australië kunnen we in drie sectoren verdelen:
          1. Spijk met L. intermedia (|Lavandin), L. latifolia (Spijk) en L. angustifolia (Lavendel).
          2.  Stoechas
          3. Pterostoechas.Lavandula x intermedia
Commercieel is alleen de Spijk interessant; de andere twee worden gebruikt voor gedroogde bloemen, verse bloemen en particulier tuinieren.
In Tasmanië hebben we de Bridestowe Estates. In 1921 emigreerde C.K.Denny, parfumeur van F.S. Cleaver and Sons naar Australië, met zaad van de L. angustifolia uit de Franse Alpen. Voor het klimaat en de samenstelling van de grond koos hij voor Tasmanië. In 1924 destilleerde hij zijn eerste olie, liet hem testen in Londen, waaruit bleek dat hij een goede olie had geproduceerd, gelijk aan de goede Franse lavendelolie. Uitbreiding volgde, hij bouwde een destilleerderij en in 1935 exporteerde hij olie. In 1949 begon men machinaal te oogsten, met een machine, ontworpen door Tim Denny. Met de sikkel kon men 300 kg per dag oogsten, met de machine 1 ton per uur. Na verdere innovatie van de oogstmachine is de productie opgevoerd tot 2,5 ton per uur. Momenteel produceert men 5 ton lavendel per hectare met een olieopbrengst van 60 kg superieure olie.


Bron:      Where do lavenders come from ? Joan Head: Editor, Yhe Lavender Bag 1999
               The genus Lavandula. Tim Upson and Susyn Andrews 2004.
               Bridestowe Lavender estate, Nabowla, Tasmania by John Head. The Lavender Bag
               may 2005.
               Champion Acres Nursery and Lavender Farm Oregon 2000.
               *The Australian Lavender Industry. Dr. Lee Peterson. RIRDC publication no. 02/052.

Foto's: Lavendel Museum  Grasse.
            Bridestowe Lavender Estate.

©®Copyright en registratie notaris. André Gielen. Lith 2001 - december 2007.
 


Previous page: Laurus nobilis
Next page: Lavandula angustifolia